ECLI:NL:CRVB:2020:1957

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
19/4024 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar inzake daklozenuitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Groningen, die zijn bezwaar tegen een rapportage over zijn recht op een daklozenuitkering niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 31 mei 2018 bijstand naar de norm voor een alleenstaande en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. Na een melding van een medebewoner dat appellant amper op het uitkeringsadres te vinden is, heeft het college hem diverse keren verzocht om zich in te schrijven op een adres of aan te tonen dat hij dak- of thuisloos is om in aanmerking te komen voor een daklozenuitkering. Het college heeft de bijstand van appellant opgeschort en teruggevorderd, omdat hij de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door niet te melden dat hij niet langer op het uitkeringsadres woont.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de rapportage waarin staat dat hij niet in aanmerking komt voor een dak- of thuislozenuitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen schriftelijke aanvraag voor een daklozenuitkering is ingediend, waardoor het rapport niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De mededeling van het college dat appellant moet aantonen dat hij dak- of thuisloos is, wordt ook niet als een besluit beschouwd, maar als een informatieve mededeling. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

19.4024 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 10 augustus 2020
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 augustus 2019, 19/881 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Zitting hebben: M. Hillen, G.M.G. Hink en K.M.P. Jacobs
Griffier: I.A. Siskina
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2020. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen [naam], gemachtigde. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. Bij besluit van
5 februari 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant ontvangt sinds 31 mei 2018 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Hij stond sinds 31 mei 2018 ingeschreven op adres X (uitkeringsadres).
2. Na onderzoek door de afdeling handhaving van de gemeente Groningen naar aanleiding van een melding van een medebewoner dat appellant amper op het uitkeringsadres te vinden is, heeft het college appellant diverse malen te kennen gegeven dat hij zich moet inschrijven op een adres dan wel als hij een daklozenuitkering wil aanvragen, hij moet aantonen dat hij daadwerkelijk dak- of thuisloos is. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 7 september 2018.
3. Bij besluiten van 25 september 2018 en 23 oktober 2018 heeft het college de bijstand van appellant opgeschort en met ingang van 20 augustus 2018 ingetrokken en de bijstand teruggevorderd op de grond dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij met ingang van 20 augustus 2018 niet langer woont op het uitkeringsadres. Als gevolg hiervan kon het college het recht op bijstand niet vaststellen. Deze besluiten heeft het college bij besluit van 19 december 2018 weer ingetrokken.
4. Appellant had op 26 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen de rapportage van 7 september 2018, waarin staat dat hij niet in aanmerking komt voor een dak- of thuislozenuitkering. Appellant wilde wel in aanmerking komen voor een dergelijke uitkering.
5. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen. Een aanvraag moet in beginsel schriftelijk worden ingediend.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant geen schriftelijk aanvraagformulier voor een dak- of thuislozenuitkering bij het college heeft ingediend. Dat betekent dat het rapport van
7 september 2018 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De mededeling van het college dat appellant voordat hij, in combinatie met een postadres, in aanmerking komt voor een dak- of thuislozenuitkering, eerst moet aantonen daadwerkelijk dak- of thuisloos te zijn en dat hij daartoe twee weken elke nacht in een slaaphuis moet overnachten is evenmin te beschouwen als een besluit. Dit is een niet op rechtsgevolg gerichte mededeling van informatieve aard.
7. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding bestaat.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) I.A. Siskina (getekend) M. Hillen