ECLI:NL:CRVB:2020:2065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich op 25 november 2010 ziek had gemeld, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze geweigerd op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De appellant had verschillende medische klachten, waaronder psychische en fysieke klachten, en had in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 mei 2016.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de beperkingen van de appellant correct zijn vastgesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de FML een juist beeld gaf van de belastbaarheid van de appellant en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de noodzaak van een deskundige, verworpen en geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% terecht was vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.