ECLI:NL:CRVB:2020:2066
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een tandarts na een fietsongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een tandarts die zich ziek had gemeld na een fietsongeval. De tandarts, appellant, had een WIA-uitkering aangevraagd en was door het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) als 72,86% arbeidsongeschikt beoordeeld. Na bezwaar werd deze beoordeling verhoogd naar 77,86%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. Hij voerde aan dat hij fysieke en psychische klachten had die zijn functioneren belemmerden, waaronder hoofdpijn, duizeligheid en problemen met concentratie. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd deze uitspraak bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellant had geen nieuwe objectieve medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden gedaan en dat de beperkingen van appellant adequaat waren vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.