ECLI:NL:CRVB:2020:2078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid van functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich ziek had gemeld na een verkeersongeval, had eerder al een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, en had haar daarom geen recht op een WIA-uitkering verleend. Appellante voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat er een taalbarrière was die een zorgvuldige beoordeling in de weg stond. De rechtbank had eerder de beslissing van het Uwv bekrachtigd, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van haar klachten. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die een ander oordeel rechtvaardigde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling en dat de geselecteerde functies passend waren, ondanks de door appellante aangevoerde bezwaren.