ECLI:NL:CRVB:2020:2120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van schorsingsbesluit WAO-uitkering en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 1988 een WAO-uitkering ontvangt, had verzocht om herziening van een schorsingsbesluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) uit 2004. Dit schorsingsbesluit was genomen omdat appellant geen jaarstukken over de jaren 2001 en 2002 had overgelegd. Het Uwv had de uitkering per 1 mei 2004 beëindigd, wat door de rechtbank Haarlem in 2005 werd bevestigd.
In 2017 verzocht appellant om herziening van het besluit, maar het Uwv wees dit verzoek af omdat appellant opnieuw geen relevante gegevens had overgelegd. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het Uwv hadden moeten aanzetten tot nader onderzoek. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht het verzoek tot herziening had afgewezen, omdat appellant niet de ontbrekende jaarstukken had ingediend.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.