ECLI:NL:CRVB:2020:2140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als postbezorger werkte, had zich op 2 april 2015 ziek gemeld met klachten aan zijn linkerschouder en linkerarm. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat de appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de appellant niet meer geschikt was voor zijn laatste functie, maar heeft alternatieve functies geselecteerd. Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, waarbij hij stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen, met name met betrekking tot het gebruik van de rechterarm. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor de appellant. De Raad volgde de eerdere oordelen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.