ECLI:NL:CRVB:2020:2149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om regularisatie en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het betreft een verzoek van appellant om mee te werken aan regularisatie, dat door de Svb is afgewezen. De Raad heeft eerder, op 22 november 2018, geoordeeld dat de minister een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. In het bestreden besluit heeft de Svb geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die meewerking aan regularisatie rechtvaardigen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de Raad heeft geoordeeld dat de Svb de afwijzing terecht heeft gehandhaafd.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat de redelijke termijn overschrijdt. De Svb is veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 2.000,- aan appellant, evenals een vergoeding van proceskosten van € 262,50. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn.