ECLI:NL:CRVB:2020:2159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van de conclusie dat zij over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank had de afwijzing van het Uwv bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is en in staat is om een uur aaneengesloten te werken. Dit oordeel was gebaseerd op een herbeoordeling van de medische situatie van appellante, waarbij ook het rapport van de psycholoog Y. Nijhuis was meegewogen. De Raad volgde de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellante beschikt over basale werknemersvaardigheden en in staat is om een eenvoudige taak, zoals het bezorgen van post, uit te voeren.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat de verzekeringsarts niet de juiste vragen heeft gesteld. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend had gemotiveerd waarom de eerdere conclusies niet gevolgd konden worden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een nieuwe deskundige in te schakelen, omdat de eerdere beoordelingen voldoende onderbouwd waren.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waardoor de aanvraag voor de Wajong-uitkering van appellante werd afgewezen.