ECLI:NL:CRVB:2020:2167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te beëindigen. Appellante, die eerder volledig arbeidsongeschikt was verklaard, had zich opnieuw gemeld bij het Uwv met toegenomen klachten. Het Uwv weigerde echter haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar gezondheid was verslechterd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische beperkingen. Ze verzocht om een onafhankelijk medisch onderzoek. Het Uwv daarentegen handhaafde zijn standpunt en stelde dat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het Uwv overtuigend had gemotiveerd dat er geen gewijzigde medische situatie was die zou leiden tot een andere beoordeling van appellantes arbeidsongeschiktheid.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien er geen twijfel bestond aan het medisch oordeel van het Uwv. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van het Uwv, waardoor appellante geen recht had op een WIA-uitkering op basis van toegenomen beperkingen.