ECLI:NL:CRVB:2020:2175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich in 2006 ziek meldde met rugklachten, had eerder een WGA-uitkering aangevraagd die was afgewezen omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een melding van toegenomen klachten in 2016, heeft het Uwv opnieuw geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, met de stelling dat er geen toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak waren binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de toegenomen klachten voortvloeiden uit een andere oorzaak. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar de oorzaak van haar klachten en dat haar psychische klachten een gevolg waren van de pijnklachten die zij al in 2006 ervaarde. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toename van beperkingen was uit dezelfde ziekteoorzaak, en dat de conclusie van het Uwv voldoende was onderbouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijslast in zaken omtrent arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om aan te tonen dat er sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak.