ECLI:NL:CRVB:2020:2179

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
18/3987 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaren appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ketting, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2018. Op 20 maart 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft appellant op 23 april 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.

De Raad heeft vastgesteld dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft de proceskosten in hoger beroep begroot op € 525,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift. De uitspraak benadrukt dat appellant zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.

De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier. De uitspraak bevestigt de mogelijkheid van proceskostenveroordeling in gevallen waar het bestuursorgaan aan de bezwaren van de appellant tegemoetkomt, en biedt een duidelijk voorbeeld van de toepassing van de relevante artikelen uit de Awb.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 september 2020
18/3987 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
25 juni 2018, 16/4528 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.N. Ketting, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 maart 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 april 2020 heeft mr. Ketting namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 maart 2020 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien de rechtbank al een veroordeling in de proceskosten in eerste aanleg heeft uitgesproken, staan voor de Raad nog slechts ter beoordeling de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van
L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 september 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) L.R. Scherpenzeel-Carlier
IvR