ECLI:NL:CRVB:2020:2212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en medische beoordeling van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante, die als woonassistent werkte, had zich op 4 april 2018 ziek gemeld met migraineklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar per 13 juni 2018 geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid en de uitkering beëindigd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv onderschreven en vastgesteld dat er geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verzekeringsarts onjuiste conclusies heeft getrokken over haar migraineklachten en dat er onvoldoende rekening is gehouden met psychische componenten. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de verzekeringsarts de klachten van appellante op een zorgvuldige manier heeft beoordeeld en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die tot een ander oordeel zouden leiden. De Raad heeft ook het beroep op het arrest Korošec verworpen, omdat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt te onderbouwen met medische informatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de verzekeringsarts in het proces.