ECLI:NL:CRVB:2020:2249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de wegingsfactor voor proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2016, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 september 2020 uitspraak gedaan. Appellante, die eigenrisicodrager is in de zin van de Ziektewet, had het Uwv verzocht om een maatregel tot blijvende, gehele weigering van het ziekengeld op te leggen aan een werknemer, die zich ziek had gemeld. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen wettelijke basis was voor een dergelijke maatregel. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, maar appellante was het niet eens met de wegingsfactor van 0,5 die was vastgesteld voor de proceskosten. In hoger beroep heeft appellante opnieuw verzocht om een herziening van deze wegingsfactor en om het Uwv te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte kosten. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om de wegingsfactor te wijzigen en dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen reden voor een veroordeling in de proceskosten.