ECLI:NL:CRVB:2020:2338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van appellante in het kader van Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de Wajong-uitkering van appellante, die sinds 2008 een uitkering ontvangt vanwege vermoeidheidsklachten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante, ondanks haar klachten, over arbeidsvermogen beschikt en dat haar uitkering per 1 januari 2018 terecht was verlaagd naar 70% van het minimumloon. Appellante betwistte in hoger beroep dat zij over arbeidsvermogen beschikt en voerde aan dat zij niet in staat is om ten minste vier uur per dag te werken en niet aaneengesloten een uur kan functioneren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsartsen, die concludeerden dat appellante wel degelijk belastbaar is. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de gezondheidsklachten van appellante niet voldoende onderbouwd waren om aan te nemen dat zij verdergaand beperkt is dan het Uwv had vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.