ECLI:NL:CRVB:2020:2347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kostenvergoeding na intrekking van het beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beslissing van het Uwv, maar heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 december 2019 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Aangezien appellant in de bezwaarprocedure niet was bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, zijn er geen kosten voor vergoeding in verband met de behandeling van het bezwaar.
De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv wel moet worden veroordeeld in de kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor de behandeling in beroep en € 525,- voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.575,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020.