ECLI:NL:CRVB:2020:2437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
19/5403 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 6 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/5403 BABW. Het hoger beroep van appellant is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellant was op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,- en had tot twee keer toe een herinnering ontvangen. De eerste herinnering werd verzonden op 5 februari 2020, met de mededeling dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 7 maart 2020, waarin appellant wederom werd gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant pas op 24 september 2020 een beroep op betalingsonmacht gedaan, wat te laat was om aan de betalingsverplichting te voldoen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest, en verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 oktober 2020
19/5403 BABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
21 november 2019, 19/1064 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 5 februari 2020 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 7 maart 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft namelijk eerst op 24 september 2020, en dus niet binnen de termijn waarbinnen het griffierecht moet worden voldaan, bij de Raad een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van
P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
6 oktober 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.