Uitspraak
24 januari 2020, 19/4653 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. L.B. de Jong, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2020. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een bezwaar dat appellant had ingediend. Op 15 juni 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierdoor heeft mr. De Jong op 3 juli 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, vastgesteld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor de procedure in eerste aanleg en € 525,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.575,-. De Raad heeft besloten dat appellant zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv kan wenden. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met L.R. Scherpenzeel-Carlier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.