ECLI:NL:CRVB:2020:2462

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
17/3622 WIA-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in WIA-zaak

Op 14 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/3622 WIA-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van 20 juli 2020, waarin een kennelijke fout werd vastgesteld. De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het voornemen tot rectificatie, maar er zijn geen reacties ontvangen.

In de oorspronkelijke uitspraak was ten onrechte geen beslissing genomen over de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden en een dag. Deze overschrijding is volledig aan de rechter toe te rekenen.

De Raad heeft besloten dat appellant recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000,- ten laste van de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarnaast is de Staat veroordeeld tot betaling van proceskosten van appellant tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak tot rectificatie is openbaar gemaakt en de gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

17/3622 WIA-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 20 juli 2020, 17/3622 WIA
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) (Staat)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft, na hier door mr. A.A. Bouwman, gemachtigde van appellant op te zijn gewezen, vastgesteld dat zijn uitspraak van 20 juli 2020 een kennelijke fout bevat.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over het voornemen tot rectificatie van de uitspraak. Partijen hebben geen reactie ingezonden.

OVERWEGINGEN

1. Met de uitspraak van 20 juli 2020 is ten onrechte geen beslissing gegeven over de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2. De Raad wijzigt zijn uitspraak van 20 juli 2020 als volgt.
Aan het onderdeel PROCESVERLOOP wordt toegevoegd:
De Raad heeft de Staat als partij aangemerkt.
Aan het onderdeel OVERWEGINGEN wordt toegevoegd:
4.9.
De procedure heeft vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift van appellant door het Uwv tot aan de datum van deze uitspraak meer dan vier jaar geduurd. De redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is met zes maanden en een dag overschreden. De overschrijding is volledig aan de rechter toe te rekenen. Aan appellant komt een schadevergoeding toe van € 1.000,- ten laste van de Staat.
6. Er wordt aanleiding gezien de Staat te veroordelen in de kosten die appellante in verband met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft moeten maken, tot een totaal bedrag van € 262,50 (verzoekschrift schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wegingsfactor 0,5).
In het onderdeel BESLISSING wordt “wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af” vervangen door:
- wijst het verzoek om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van schade af.
Aan het onderdeel BESLISSING wordt toegevoegd:
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1000,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 262,50.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 20 juli 2020 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2020.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) R.L. Rijnen