ECLI:NL:CRVB:2020:2481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van hoger beroep en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. W.G.H. van de Wetering namens appellant. Tijdens de zitting op 16 januari 2020 heeft het Uwv aangegeven de bestreden beslissingen niet langer te handhaven, waarna appellant op dezelfde dag het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv heeft aangegeven de beslissingen niet langer te handhaven, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep.
De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor verleende rechtsbijstand, en appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.