ECLI:NL:CRVB:2020:2482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
20/1325 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door Mr. A. Cokun, advocaat van appellante, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank op 7 februari 2020 aan partijen bekendgemaakt, en de laatste dag waarop het beroepschrift tijdig kon worden ingediend was 20 maart 2020. Het beroepschrift werd echter pas op 3 april 2020 digitaal ontvangen, wat betekent dat het te laat was.

De gemachtigde van appellante voerde aan dat appellante vanwege Corona-klachten in zelfquarantaine zat, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden geen reden vormden om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De rechtbank had appellante al gewezen op de beroepstermijn van zes weken, en er was geen bewijs dat appellante gedurende deze periode geen mogelijkheid had om (pro forma) hoger beroep in te dienen. Gezien deze feiten werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 september 2020
20/1325 WW, 20/1326 WARZO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
3 februari 2020, 19/4256, 19/4258 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mr. A. Cokun, advocaat, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 7 februari 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 3 april 2020 digitaal ontvangen. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 20 maart 2020.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellante heeft in het hogerberoepschrift aangegeven dat appellante al ruim drie weken kampt met Corona klachten. Om die reden zit appellante in zelfquarantaine.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellante is door de rechtbank gewezen op de beroepstermijn van zes weken. Uit de stukken blijkt niet dat appellante voor de totale duur van zes weken geen mogelijkheid had (pro forma) hoger beroep in te dienen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 september 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

CVG