ECLI:NL:CRVB:2020:2482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door Mr. A. Cokun, advocaat van appellante, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank op 7 februari 2020 aan partijen bekendgemaakt, en de laatste dag waarop het beroepschrift tijdig kon worden ingediend was 20 maart 2020. Het beroepschrift werd echter pas op 3 april 2020 digitaal ontvangen, wat betekent dat het te laat was.
De gemachtigde van appellante voerde aan dat appellante vanwege Corona-klachten in zelfquarantaine zat, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden geen reden vormden om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De rechtbank had appellante al gewezen op de beroepstermijn van zes weken, en er was geen bewijs dat appellante gedurende deze periode geen mogelijkheid had om (pro forma) hoger beroep in te dienen. Gezien deze feiten werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet aantekenen.