ECLI:NL:CRVB:2020:2483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. F. Uzumcu, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 oktober 2017. Tijdens de zitting op 26 september 2019 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.H.M. Visser. Na het heropenen van het onderzoek heeft het Uwv op 9 januari 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant.
Op 15 januari 2020 heeft mr. Uzumcu namens appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten. De Raad heeft vervolgens de proceskosten begroot op € 1.050,- voor de behandeling in beroep en € 1.312,50 voor de behandeling in hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.362,50 dat het Uwv aan appellant moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2020. De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die betrekking hebben op de intrekking van het beroep en de veroordeling in proceskosten.