ECLI:NL:CRVB:2020:249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bestuursrechtelijke premie en wanbetalerstatus onder de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant was aangemeld als wanbetaler door zijn zorgverzekeraar en was vanaf januari 2014 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd. CAK, dat sinds 1 januari 2017 de bevoegdheden van het Zorginstituut Nederland uitoefent, heeft appellant geïnformeerd over de inhouding van deze premie op zijn uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de aanmelding als wanbetaler en de hoogte van de premie, maar CAK heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de inhouding van de premie zijn inkomen onder het bestaansminimum brengt en dat hij dubbel betaalt voor het eigen risico. Hij heeft ook betoogd dat de bestuursrechtelijke premie ten onrechte hoger is dan de normale premie en dat hij een ziektekostenverzekering met meer dekking wil afsluiten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) geen basis biedt voor de stelling dat CAK rekening moet houden met het bestaansminimum van appellant. De Raad bevestigt dat CAK enkel hoeft te beoordelen of appellant een toereikend inkomen heeft om de premie te kunnen inhouden.
De Raad heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om het hoger beroep te doen slagen en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.