ECLI:NL:CRVB:2020:2490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid van appellante voor arbeid na uitval door ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel. Appellante, die zich ziek had gemeld, betwistte de besluiten van het Uwv waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Ziektewet (ZW). De rechtbank had geoordeeld dat de medische onderzoeken door het Uwv zorgvuldig waren en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordelingen te twijfelen. Appellante voerde aan dat haar psychische en fysieke beperkingen waren onderschat en dat er nieuwe medische informatie was die haar standpunt onderbouwde. De Raad onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had aangetoond dat appellante geschikt was voor de functies van samensteller elektronische apparatuur en wikkelaar. Het verzoek van appellante om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen noodzakelijke twijfel bestond over de medische beoordelingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat appellante op de relevante data in staat was haar arbeid te verrichten.