ECLI:NL:CRVB:2020:2495
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als postsorteerder werkte, had in 2014 rugklachten ontwikkeld en ontving aanvankelijk een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv werd haar uitkering beëindigd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% was vastgesteld. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat er tegenstrijdigheden waren in de medische beoordelingen door verschillende verzekeringsartsen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die een ander oordeel konden rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. Het standpunt van appellante dat het Uwv haar herniaklachten onvoldoende had beoordeeld, werd eveneens verworpen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor appellanten om relevante medische gegevens te overleggen in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.