ECLI:NL:CRVB:2020:2506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, geboren in 1972, ontving sinds 1990 een uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar Wajong-uitkering per 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat appellante arbeidsvermogen had, wat inhoudt dat zij in staat werd geacht om ten minste vier uur per dag aangepaste arbeid te verrichten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar psychische klachten en andere aandoeningen, in staat was om een uur aaneengeschakeld te werken en dat zij over basale werknemersvaardigheden beschikte. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan hun conclusies te twijfelen.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante over arbeidsvermogen beschikt. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen gevolgd en heeft geoordeeld dat de Wajong-uitkering van appellante terecht is verlaagd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.