ECLI:NL:CRVB:2020:2515

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
18/4502 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag over de jaren 2013 en 2014 zonder bijzondere omstandigheden voor bijstand met terugwerkende kracht

Op 13 oktober 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/4502 PW. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van appellanten tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2018, waarin hun aanvraag voor een langdurigheidstoeslag over de jaren 2013 en 2014 was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat aanvragen die na 1 juli 2013 zijn ingediend, niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen dergelijke omstandigheden waren aangetoond door de appellanten.

De appellanten, bijgestaan door hun advocaat, stelden dat een baliemedewerkster hen in 2014 onjuiste informatie had gegeven over de langdurigheidstoeslag en dat zij geen aanvraagformulieren hadden ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat deze stellingen niet voldoende waren onderbouwd. Ook het argument dat het college in strijd met zijn zorgplicht had gehandeld, werd door de rechtbank verworpen, omdat appellanten niet konden aantonen dat zij niet waren geïnformeerd over de vervanging van de langdurigheidstoeslag door de individuele inkomenstoeslag.

In hoger beroep herhaalden appellanten grotendeels hun eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank deze gemotiveerd had weerlegd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en voegde eraan toe dat onbekendheid met wet- of regelgeving of gebrek aan voorlichting van het college, niet leidt tot bijzondere omstandigheden die een afwijking van de regel dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend, rechtvaardigen. Het hoger beroep werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

18.4502 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2018, 18/2140 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
Zitting heeft: A.M. Overbeeke, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: T. Ali
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B.B.A. Willering, advocaat. Namens het college is verschenen
mr. C.J. Telting.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellanten hebben op 30 november 2017 een aanvraag om een langdurigheidstoeslag over de jaren 2013 en 2014 ingediend.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 30 januari 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
8 maart 2018 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat aanvragen die na 1 juli 2013 zijn gedaan niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Volgens de rechtbank hebben appellanten hun stelling dat een baliemedewerkster eind 2014 onjuiste informatie heeft verschaft over het afschaffen van de langdurigheidstoeslag en dat zij geen aanvraagformulieren heeft verstrekt, niet onderbouwd. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellanten niet kunnen worden gevolgd in hun betoog dat het college in strijd heeft gehandeld met zijn zorgplicht omdat appellanten tijdens een contactmoment in 2015 niet is verteld dat de langdurigheidstoeslag is vervangen door de individuele inkomenstoeslag. Appellanten hebben ook dit standpunt niet onderbouwd. Volgens de rechtbank heeft het college de aanvraag terecht afgewezen.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd zijn in wezen een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom die gemotiveerde weerlegging van die gronden onjuist of onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dat oordeel rust. Hij voegt daaraan nog toe dat volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 30 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3616) onbekendheid met de wet- of regelgeving of gebrek aan voorlichting van de zijde van het college, voor zover hier al sprake van is, niet tot een bijzondere omstandigheid leidt die afwijking rechtvaardigt van het uitgangspunt dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend. Verder hebben appellanten niet onderbouwd dat zij door het college zijn afgehouden van het doen van een aanvraag.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) T. Ali (getekend) A.M. Overbeeke