ECLI:NL:CRVB:2020:2530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor betaling schuld aan belastingdienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die tot 1 oktober 2016 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand om een schuld aan de Belastingdienst te voldoen. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat volgens hen artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet in de weg staat aan toekenning van bijzondere bijstand voor een schuld aan de Belastingdienst. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat er sprake is van zeer dringende redenen die rechtvaardigen dat hem bijzondere bijstand wordt verleend. Hij stelde dat hij in een acute noodsituatie verkeerde en dat bijstandsverlening noodzakelijk was om zijn financiële situatie te verhelpen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van zeer dringende redenen. De Raad concludeerde dat de appellant bij het ontstaan van de schuld en daarna bijstand ontving, en dat hij daarmee over de middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.
De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden voor het verkrijgen van bijzondere bijstand en de strikte toepassing van de wetgeving in situaties waarin schuldenlasten aan de orde zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.