Uitspraak
18 5258 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Bbz-aanvraag. Daarna heeft hij nooit meer iets van appellant vernomen. In een mail van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die vanaf 14 januari 2014 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellanten eigenaar waren van een kledingzaak, heeft het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van hun zelfstandige activiteiten. Het dagelijks bestuur beëindigde de bijstand per 18 mei 2017 en vorderde de onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen terug over de periode van 1 december 2014 tot en met 17 mei 2017, wat resulteerde in een bedrag van € 44.072,43.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep voerden appellanten aan dat het dagelijks bestuur niet bevoegd was om op hun bezwaren te beslissen en dat zij de inlichtingenverplichting niet hadden geschonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het dagelijks bestuur wel degelijk bevoegd was en dat appellanten onvoldoende hadden aangetoond dat zij aan hun meldplicht hadden voldaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat appellanten vanaf 1 december 2014 als zelfstandigen moesten worden aangemerkt, waardoor zij geen recht op bijstand hadden.