ECLI:NL:CRVB:2020:2554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing aanvraag voor een Indicatie banenafspraak voor appellant met betrekking tot arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die een uitkering ontving op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak. De verzekeringsarts van het Uwv had vastgesteld dat appellant lichamelijke klachten had, maar ook dat hij over arbeidsvermogen beschikte. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellant geen objectieve medische informatie had ingediend die zijn standpunt onderbouwde.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij geen arbeidsvermogen had en dat de rechtbank de medische informatie van zijn behandelend anesthesioloog niet correct had geïnterpreteerd. Het Uwv verweerde zich door te verwijzen naar rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen die bevestigden dat appellant wel degelijk arbeidsvermogen had. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad concludeerde dat appellant ten tijde van belang over arbeidsvermogen beschikte en dat de rechtbank terecht het standpunt van het Uwv had onderschreven.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A.L. Abdoellakhan.