ECLI:NL:CRVB:2020:2556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1987, een Wajong-uitkering aangevraagd in verband met haar ziekte van Crohn. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door het Uwv op 5 november 2008, en ook een latere aanvraag op 21 januari 2013 werd afgewezen. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. In 2016 verzocht zij het Uwv om terug te komen op de eerdere besluiten, maar ook deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. Appellante stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de besluiten rechtvaardigden, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet aanwezig waren. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De medische gegevens gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de eerdere beoordelingen van het Uwv. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.