ECLI:NL:CRVB:2020:2560

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
18/1631 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling recht op WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die in loondienst heeft gewerkt tot 1 september 2001, heeft een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen tot 31 december 2002. Op 1 december 2016 heeft hij een WAO-uitkering aangevraagd, omdat hij meende arbeidsongeschikt te zijn geworden in de periode dat hij verzekerd was voor de WAO. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag is aan te wijzen voor 1 augustus 2004, wat betekent dat appellant geen recht heeft op de WAO-uitkering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage aangegeven dat er bij eerdere keuringen geen lichamelijke afwijkingen zijn vastgesteld en dat er onvoldoende medische basis is om de klachten van appellant te verbinden aan beperkingen in de relevante periode.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep dezelfde gronden ingediend en een second opinion van reumatoloog dr. F.A. van Gaalen overgelegd, waarin wordt gesteld dat appellant al in 2002 leed aan de ziekte van Bechterew. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen medische gegevens zijn die aantonen dat appellant voor 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt was. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om een onafhankelijke deskundige te raadplegen, aangezien het oordeel van het Uwv niet ter discussie staat. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.1631 WAO

Datum uitspraak: 21 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
15 maart 2018, 17/1855 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een second opinion ingediend van 14 augustus 2018 van dr. F.A. van Gaalen, reumatoloog.
Het Uwv heeft hier op 24 augustus 2018 op gereageerd.
Appellant heeft op 24 september 2018 een reactie aan de Raad gezonden.
Op 12 oktober 2018 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brauer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. R. Spanjer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is in loondienst werkzaam geweest tot en met 1 september 2001 en heeft
aansluitend een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen tot en met
31 december 2002.
1.2.
Appellant heeft op 1 december 2016 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, omdat hij in de periode dat hij verzekerd was voor de WAO arbeidsongeschikt zou zijn geworden. Voorafgaand aan deze aanvraag hebben beoordelingen in het kader van een aanvraag om een Wajong-uitkering en een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) plaatsgevonden.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2016 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een WAO-uitkering, omdat er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag is aan te wijzen in de periode dat appellant verzekerd was voor de WAO.
1.4.
Appellant heeft tegen het besluit van 16 december 2016 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
12 juni 2017, bij besluit van 19 juni 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en heeft hiertoe overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd en inzichtelijk tot de conclusie is gekomen dat er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag is aan te nemen die ligt voor 1 augustus 2004. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar overweging 4.2 van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
11 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4306, inzake de beoordeling van de aanvraag van appellant om een uitkering inzake de WAZ, het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet onjuist geacht. Ook in de beoordeling van het recht op een WAO‑uitkering is volgens de rechtbank terecht vastgesteld dat er geen medische gegevens voorhanden zijn waaruit kan worden opgemaakt dat appellant al voor 1 augustus 2004 arbeidsongeschikt is geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant gelijke gronden als in bezwaar en beroep ingediend. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat er al in de periode dat hij voor de WAO verzekerd was sprake moet zijn geweest van beperkingen als gevolg van de ziekte van Bechterew (ankyloserende spondylitis) heeft appellant een second opinion van reumatoloog Van Gaalen ingediend. Appellant is van mening dat daarin wordt bevestigd dat hij op 31 december 2002 al leed aan de ziekte van Bechterew en dat hij daarvan ook beperkingen moet hebben gehad. Het standpunt van appellant is dat hij daarmee aanvankelijk nog heeft kunnen werken, zij het in afnemende mate. Per 31 december 2002 was hij zo geïnvalideerd dat hij alleen nog in staat was tot aangepast werk met een veel lager inkomen.
3.2.
Het Uwv heeft, in reactie op de second opinion, een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend en om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een WAO-uitkering omdat er geen eerste arbeidsongeschiktheidsdag is aan te nemen voor 1 augustus 2004. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in reactie op het door appellant in hoger beroep ingediende stuk van de reumatoloog opgemerkt dat daaruit naar voren komt dat appellant al in zijn tienerjaren de ziekte van Bechterew (ankyloserende spondylitis) moet hebben ontwikkeld, maar dat er destijds geen onderzoek is verricht waarbij afwijkingen zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat bij de militaire keuring en bij een röntgenonderzoek op 21-jarige leeftijd geen lichamelijke afwijkingen zijn vastgesteld. Het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat er onvoldoende medisch objectieve basis is om de klachten van appellant op een datum waarop hij nog verzekerd was voor de WAO te kunnen verbinden aan beperkingen, wordt dan ook onderschreven. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er op de datum in geding sprake was van dusdanige beperkingen dat dit had moeten leiden tot het opstellen van een Functionele Mogelijkhedenlijst.
4.2.
Evenmin biedt het dossier grond voor de stelling van appellant dat hij per
31 december 2002 zodanig geïnvalideerd was dat hij nog slechts zeer aangepast werk kon verrichten. Van belang is in dit verband dat er gedurende de periode dat appellant in loondienst was geen sprake was van ziekmeldingen en dat hij deze werkzaamheden ook niet vanwege ziekte heeft beëindigd.
4.3.
Aangezien er geen twijfel is over het oordeel van het Uwv is er geen reden om een onafhankelijke deskundige te raadplegen.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2020.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) R.I.S. van Haaren