ECLI:NL:CRVB:2020:2561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld na medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake het recht op ziekengeld. Appellant, die zich op 4 april 2016 ziek meldde met rug- en knieklachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Na een medisch onderzoek door het Uwv werd vastgesteld dat appellant per 10 april 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Appellant heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
Later, na een nieuwe ziekmelding op 15 mei 2017, heeft het Uwv opnieuw vastgesteld dat appellant geen recht had op ziekengeld. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en er geen reden was om aan de uitkomsten te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten en voegde hij toe dat hij al eerder last had van evenwichtsproblemen. Het Uwv heeft echter de eerdere medische beoordelingen en rapporten ingediend ter ondersteuning van hun standpunt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de argumenten van appellant afdoende had besproken en dat er geen nieuwe medische informatie was die aanleiding gaf tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.