ECLI:NL:CRVB:2020:2573
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 1997 een WAO-uitkering ontvangt, heeft verzocht om terug te komen van een besluit van 8 juni 2000 waarin zijn WAO-uitkering was ingetrokken. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. Appellant heeft in zijn verzoek geen bewijs geleverd dat zijn situatie is veranderd sinds het besluit van 2000. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat er geen reden is om het besluit tot beëindiging van de WAO-uitkering te herzien. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het Uwv niet gehouden was om dossierstukken langer dan vijf jaar te bewaren, en dat er geen aanwijzingen zijn dat het Uwv onredelijk snel heeft gehandeld in het vernietigen van het dossier. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant af. Tevens wordt bepaald dat het Uwv het griffierecht van appellant vergoedt.