ECLI:NL:CRVB:2020:2713
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van zijn WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder als vrachtwagenchauffeur werkte, is sinds 2013 uitgevallen met maag- en psychische klachten. Het Uwv heeft in 2015 en 2018 vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat zijn klachten onvoldoende zijn erkend. Hij heeft gesteld dat hij lijdt aan ernstige psychische klachten, maar het Uwv en de rechtbank hebben geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van het Uwv bevestigd, waarbij is vastgesteld dat appellant in staat is om bepaalde functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de eerdere conclusies zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier.