ECLI:NL:CRVB:2020:2728
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WGA-vervolguitkering en de vaststelling van beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 27 augustus 2012 een WGA-vervolguitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn uitkering door het Uwv per 20 maart 2018. Dit besluit was gebaseerd op een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, waarbij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgesteld. De FML concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de vastgestelde medische gesteldheid niet overeenkomt met de werkelijkheid en dat zijn beperkingen, waaronder PTSS en knieklachten, niet correct zijn meegenomen in de besluitvorming. Het Uwv heeft echter betoogd dat de eerdere beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat appellant zijn gronden niet heeft onderbouwd met medische gegevens.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellant op zorgvuldige wijze heeft vastgesteld en dat de FML van 24 september 2018 juist is. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat appellant in staat is de voorgehouden functies te vervullen. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.