ECLI:NL:CRVB:2020:2744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en medische geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die eerder was toegekend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, die als wijkverpleegkundige werkte, had zich ziek gemeld na een auto-ongeluk en was in 2016 als 80 tot 100% arbeidsongeschikt beoordeeld. Echter, na een herbeoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 1 november 2016.
De rechtbank had eerder de conclusies van de door haar ingeschakelde deskundige, verzekeringsarts L. Greveling-Fockens, gevolgd, die oordeelde dat appellante in staat was om gemiddeld 8 uur per dag te werken. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat de deskundige onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat de deskundige op zorgvuldige wijze had gerapporteerd en dat haar conclusies overtuigend waren.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan appellante waren voorgelegd, medisch geschikt waren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De uitspraak benadrukt het belang van deskundige rapportages in het kader van arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellanten.