ECLI:NL:CRVB:2020:2745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- B.V.K. de Louw
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had zich ziek gemeld na een hersenbloeding en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 43,76% en dit besluit werd door appellante bestreden. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was en dat appellante geen nieuwe medische feiten had aangedragen die het oordeel van de verzekeringsarts konden ondermijnen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar klachten en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was geweest. Het Uwv verwees naar rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige te benoemen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geduide functies medisch geschikt waren voor appellante en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.