ECLI:NL:CRVB:2020:2762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.A. van Harmelen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 april 2020 in de zaak met nummer 19/5062 geoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 november 2020 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2011 PW. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellante is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit nagelaten. De Raad oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geconcludeerd dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.