In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Appellante ontving sinds 1 juni 2017 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en werd door het college verzocht om gegevens in te leveren en uitgenodigd voor een trajectgesprek. Appellante heeft echter de gevraagde gegevens niet ingeleverd en is niet verschenen op het gesprek. Het college heeft daarop haar bijstandsrecht opgeschort en later de bijstand ingetrokken, wat leidde tot de bestreden besluiten.
De Raad heeft vastgesteld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitnodigingsbrief en het opschortingsbesluit daadwerkelijk bij appellante zijn bezorgd. De verklaringen van de handhavingsmedewerkers waren onvoldoende om de bezorging te onderbouwen. De Raad oordeelde dat appellante geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet verschijnen op het trajectgesprek en dat het college had moeten afzien van het opleggen van een maatregel. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de besluiten van het college werden herroepen en het college werd veroordeeld in de kosten van appellante.