ECLI:NL:CRVB:2020:2769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met niet-gemelde inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving sinds 2 oktober 2012 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft bij besluit van 14 juli 2016 te veel betaalde bijstand van appellante teruggevorderd, omdat zij geen melding had gemaakt van haar inkomsten uit arbeid. Dit leidde tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij appellante niet reageerde op verzoeken om informatie. Het college handhaafde zijn besluit om de bijstand te herzien en de te veel betaalde bedragen terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om haar inkomsten te melden, mede door haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellante, gezien de eerdere herziening van haar bijstand, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij haar inkomsten moest melden. De Raad concludeert dat het college op goede gronden de inkomensvrijlating buiten toepassing heeft gelaten. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.