ECLI:NL:CRVB:2020:2803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- M.F. Wagner
- P.J. Huisman
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde bankrekening bijschrijvingen van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die niet heeft gemeld dat er bijschrijvingen op bankrekeningen stonden die op naam van haar minderjarige kinderen waren gesteld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze bijschrijvingen en contante stortingen niet te melden. De Centrale Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat de vooronderstelling geldt dat indien een bankrekening op naam staat van een inwonend, minderjarig kind, de betrokkene redelijkerwijs over het tegoed kan beschikken. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat dit niet het geval was. Ze voert het bewind over het vermogen van haar kinderen en heeft het vruchtgenot, wat betekent dat zij in principe over de tegoeden kan beschikken, ongeacht of zij over bankpasjes beschikt. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.