ECLI:NL:CRVB:2020:2829
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante, die zich op 31 oktober 2012 ziek meldde na haar werk als caissière. Het Uwv had haar eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling op 20 september 2016 werd vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld en dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies uit te oefenen. De rechtbank heeft deskundigen ingeschakeld die de medische situatie van appellante hebben beoordeeld. De deskundige Grob-Braber concludeerde dat de FML van 29 juli 2016 correct was en dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep in deze uitspraak wordt bevestigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de medische component van het bestreden besluit op goede gronden berust en dat de deskundige zorgvuldig heeft gewerkt. De aangevoerde gronden in hoger beroep zijn niet nieuw en de eerdere conclusies blijven staan.