Uitspraak
15.7201 ZVW
CAK
mr. van Dam verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.
OVERWEGINGEN
5.3. De onder 5.2 weergegeven overweging kan het oordeel van de rechtbank inzake de redelijke termijn niet dragen. In de eerste plaats is de rechtbank er ten onrechte van uitgegaan dat de in aanmerking te nemen duur van de procedure begint bij de aanmaning van 18 maart 2013. Op dat moment was er immers nog geen sprake van een feit dat tot de oplegging van een boete zou kunnen leiden. Een beboetbaar feit zou er pas zijn als appellant ook drie maanden na de aanmaning nog geen zorgverzekering in de zin van de Zvw zou hebben gesloten. De eerste handeling van CAK na afloop van die drie maanden die kan worden aangemerkt als
criminal chargein de zin van artikel 6 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, is het boetebesluit. De termijn die in aanmerking moet worden genomen begint dan ook op 5 juli 2013, de datum van het boetebesluit. Verder mag de periode waarin CAK heeft gewacht op de beslissing op bezwaar van de Svb niet buiten beschouwing worden gelaten bij de beantwoording van de vraag of de redelijke termijn is overschreden, omdat CAK appellant hiervan destijds niet schriftelijk in kennis heeft gesteld.
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 februari 2015 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover de hoogte van de boete is gehandhaafd op € 369,51;
- herroept het besluit van 5 juli 2013 voor zover de hoogte van de boete is vastgesteld op
€ 369,51;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 295,61 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 5 februari 2015;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;