ECLI:NL:CRVB:2020:3007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en zorgvuldigheid van medisch onderzoek door Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 30 november 2020, wordt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland behandeld. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 6 februari 2018, zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad concludeert dat het Uwv bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische en lichamelijke beperkingen van appellante, als gevolg van een onzorgvuldig medisch onderzoek. De Raad oordeelt dat het Uwv een nader onderzoek moet instellen, waarbij zowel een psychisch als lichamelijk onderzoek moet plaatsvinden, en dat dit onderzoek moet worden uitgevoerd door een verzekeringsarts die niet eerder bij de zaak betrokken is geweest.
De uitspraak volgt op een eerdere beslissing van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad benadrukt dat het Uwv niet aan het verzoek om een nieuwe medische beoordeling heeft voldaan, wat de noodzaak van deze tussenuitspraak onderstreept. De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit van 5 december 2017 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in onderlinge samenhang zijn bezien.