ECLI:NL:CRVB:2020:3161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering van kosten in verband met snorderactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 9 december 2003 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, werd door de politie aangehouden als illegaal taxichauffeur (snorder). Naar aanleiding van deze aanhoudingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten om de bijstand van de appellant in te trekken over de maanden november 2016 en januari tot en met april 2017, en de kosten van de betaalde bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de intrekking van de bijstand terecht was. De Raad concludeert dat de appellant in de maanden januari tot en met april 2017 als snorder heeft gewerkt en inkomsten heeft ontvangen, maar dat hij in november 2016 slechts eenmaal heeft gewerkt en daarvoor niet is betaald. Hierdoor kon de intrekking van de bijstand over november 2016 niet in stand blijven. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college voor zover het de intrekking van de bijstand over november 2016 betreft. De Raad herroept ook het besluit van 14 december 2017, dat op dezelfde onhoudbare grond berustte.
Daarnaast heeft de Raad bepaald dat de kosten van bijstand over de maanden januari tot en met april 2017 teruggevorderd kunnen worden tot een bedrag van € 5.685,72 netto. Het college wordt veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 3.150,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 december 2020.