ECLI:NL:CRVB:2020:3173
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en verzoek om herziening van eerdere afwijzing
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Appellante heeft in de loop der jaren meerdere keren aangegeven dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen, maar het Uwv heeft deze verzoeken afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 december 2020 geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit van 21 maart 2011. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van de WIA-beoordeling rechtvaardigden. De verzekeringsarts heeft overtuigend aangetoond dat er geen toegenomen beperkingen waren door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het verzoek van appellante om herziening van de eerdere afwijzing voor de toekomst ook niet kon worden toegewezen.