ECLI:NL:CRVB:2020:3185

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
17/5866 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging mate van arbeidsongeschiktheid en aanpassing FML na deskundigenadvies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellante, die zich op 31 maart 2014 ziek meldde, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had eerder vastgesteld dat haar mate van arbeidsongeschiktheid 42,50% was, maar na aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, was deze gewijzigd naar 36,71%. Appellante was het niet eens met deze wijziging en stelde dat er onvoldoende beperkingen waren aangenomen in de FML, met name voor geluidsbelasting en conflicthantering.

De Raad heeft een deskundige benoemd, die concludeerde dat de overgevoeligheid voor geluid centraal staat in de klachten van appellante en dat zij gebaat is bij een prikkelarme omgeving. De deskundige heeft ook geadviseerd om een aanvullende beperking voor conflicthantering op te nemen. De Raad heeft de conclusies van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat het Uwv de FML moet aanpassen en een nieuwe arbeidskundige beoordeling moet uitvoeren. De eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard, werd vernietigd. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal €2.362,50 bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenadvies in het proces van beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om adequaat te reageren op de bevindingen van deskundigen. De Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing van het Uwv slechts beroep bij de Raad kan worden ingesteld.

Uitspraak

17.5866 WIA

Datum uitspraak: 16 december 2020.
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
12 juli 2017, 16/7860 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.E. Hamann, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Hamann. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser.
Het onderzoek is heropend na de zitting. De Raad heeft verzekeringsarts M. Wolff - van der Ven benoemd als deskundige. Op 15 januari 2020 heeft de deskundige rapport uitgebracht.
Partijen hebben een zienswijze over het rapport van de deskundige kenbaar gemaakt.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als senior assistent Kwaliteit, Planning & Control. Zij heeft zich op 31 maart 2014 ziek gemeld vanuit een situatie van werkloosheid.
1.2.
In het kader van een aanvraag van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellante het spreekuur bezocht van een voor het Uwv werkzame arts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die zij heeft weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 januari 2016. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 16 februari 2016 heeft het Uwv appellante met ingang van 28 maart 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 42,50%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 22 augustus 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Na aanpassing van de FML door de verzekeringsartsbezwaar en beroep heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de productiefuncties en een bezorgfunctie laten vervallen en in de plaats daarvan administratieve functies geselecteerd, die in een relatief rustige omgeving kunnen worden uitgeoefend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daardoor gewijzigd in 36,71%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – overwogen dat de door appellante naar voren gebrachte klachten en de overlegde medische informatie op kenbare wijze zijn betrokken bij de medische beoordeling. Niet is gebleken dat relevante aspecten van de gezondheidstoestand zijn gemist. De (over)gevoeligheid voor geluid is als uitgangspunt voor de beperkingen meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een KNO-expertise niet nodig geacht. Het werken in een kamer alleen wordt niet noodzakelijk geacht, de aanbeveling voor een rustige achtergrond is een toereikende afstemming op de problematiek van appellante volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de regel wordt enig achtergrondgeluid beter verdragen dan de stilte van een afgezonderde ruimte. De conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep komen de rechtbank niet onjuist voor. De arbeidsdeskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende uitgelegd waarom de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van appellante.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende beperkingen in de FML zijn aangenomen. Er had een beperking voor geluidsbelasting moeten worden aangenomen vanwege de ernstige en invaliderende overgevoeligheid voor geluid als gevolg van een ontsteking van de gehoorzenuw. In verband met depressiviteit had een beperking voor het omgaan met conflicten moeten worden aangenomen en de combinatie van depressiviteit en hyperarousal had moeten leiden tot een urenbeperking van 20 uur per week. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellante informatie van de KNO-arts van
22 augustus 2017, een verwijsbrief naar de basis generalistische GGZ door de huisarts van
14 augustus 2017 en een medisch advies van verzekeringsarts De Boer van Lechnerconsult van 1 september 2017 overgelegd. Appellante heeft verder een rapport overgelegd van arbeidsdeskundige Stoffijn van 22 september 2017. Daaruit blijkt volgens haar dat geen enkele functie geschikt is. Tot slot heeft appellante de Raad verzocht een deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit en in reactie op de gronden van appellante een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
23 april 2018 ingediend. Daarin is geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om de FML aan te passen. Tevens is een arbeidsdeskundig rapport in hoger beroep van 8 mei 2018 ingediend. Daarin is geconcludeerd dat één van de geselecteerde functies niet geschikt is. Er resteren echter voldoende functies die in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante. De mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd vastgesteld op 38,66%.
3.3.1.
De Raad heeft in het medisch advies van verzekeringsarts De Boer van Lechnerconsult aanleiding gezien zich te laten adviseren door verzekeringsarts M. Wolff - van der Ven als deskundige. Deze heeft in een rapport van 13 januari 2020 na bestudering van het dossier en onderzoek tijdens een spreekuur – samengevat – geconcludeerd dat bij appellante de overgevoeligheid voor geluid centraal staat en dat de tinnitus daaraan ondergeschikt is. Appellante is daarom gebaat bij een prikkelarme omgeving. Wegens de aannemelijkheid van een psychische component in het geheel en toename van ook psychische klachten voor de datum in geding in de vorm van de beschreven depressieve psychische klachten, is het vermijden van stresserende omstandigheden van belang. De deskundige heeft opgemerkt dat de verzekeringsarts van het Uwv daar rekening mee heeft gehouden, maar zij kan zich niet helemaal vinden in de aangepaste toelichting op geluidsbelasting, mede gelet op de nadere toelichting zoals beschreven in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Volgens de deskundige kan een kantoortuin niet als een prikkelarme omgeving worden beschouwd. De voortdurende combinatie van diverse geluiden is voor appellante te belastend. Ook dient bij de werkzaamheden bij voorkeur weinig gecommuniceerd te worden. Dit sluit wel aan bij de reeds gegeven beperking bij beoordelingspunt 1.9.4 (geen afleiding door anderen) en de beperkingen ten aanzien van klant- en patiëntcontacten en het aangewezen zijn op werk waarin meestal geen direct contact met collega’s vereist is. Wegens de stressgevoeligheid van appellante, haar rol in interrelationele problematiek en/of persoonlijkheidsstructuur, het toenemen van depressieve klachten en ook de somatoforme problematiek ziet de deskundige aanleiding om appellante ook beperkt te achten voor conflicthantering (beoordelingspunt 2.8), met in de toelichting alleen schriftelijk, echter niet als kenmerkend onderdeel van het takenpakket.
3.3.2.
Voor een aanvullende urenbeperking ziet de deskundige geen aanleiding. De conclusie van de door appellante ingeschakelde verzekeringsarts De Boer dat appellante wegens de combinatie van hyperarousal in de somatoforme stoornis, de overgevoeligheid voor geluid en de depressiviteit energetisch sterk beperkt is, wordt niet gevolgd door de deskundige omdat de gestelde hyperarousal niet als zodanig beschreven wordt door de behandelaars, maar ontstaat onder invloed van stress. Bovendien ontstaat bij appellante bij overbelasting door geluid een vorm van agitatie met versterkend effect op de door haar ervaren fysieke klachten. Dit is volgens de deskundige geen voortdurende staat waar zij in verkeert en deze agitatie of hyperarousal wordt ook niet beschreven bij onderzoek door de behandelaars of verzekeringsartsen. Indien stresserende omstandigheden worden vermeden dan wordt ook een dergelijke staat van overprikkeling vermeden. De deskundige ziet daarom geen onderbouwing voor de stelling dat sprake is van een sterk verminderde energetische belastbaarheid. Dit blijkt ook niet uit de dagverhaal. Wel wordt daarin bevestigd dat appellante in staat is om een (nauwkeurige) taak te verrichten. Indien er voldoende rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen is er geen reden waarom appellante niet tenminste 8 uur per dag binnen deze grenzen actief zou kunnen zijn. De deskundige heeft er nog op gewezen dat er geen noodzaak is om in volledige afzondering te leven met het buitensluiten van ieder geluid. Dit zou juist tot verdere toename van de overgevoeligheid leiden en ook tot meer hinder van de tinnitus. Een belasting in geluid zoals dat ook in het dagelijks leven voorkomt, geeft geen (medische) noodzaak tot het nemen van extra rustmomenten. Tot slot heeft de deskundige gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat knieklachten op de datum in geding nog actueel waren; klachten aan de linker enkel ontstonden pas in 2018.
3.4.
Appellante heeft in reactie op het rapport van de deskundige aangegeven zeer teleurgesteld te zijn in dit rapport. Ze heeft benadrukt dat een prikkelarme omgeving voor haar een stille omgeving is. Anders dan de deskundige heeft aangegeven, heeft ze veel rustmomenten nodig. Dat blijkt volgens haar ook uit het dagverhaal. De conclusie dat ze 8 uur per dag kan werken, acht appellante onbegrijpelijk. Uit ervaring weet ze dat dit voor haar niet (meer) mogelijk is. Ook hetgeen de deskundige stelt over het vast kunnen houden van aandacht, de behoefte aan slaap, de depressieve klachten worden door appellante betwist. Ze voelt zich niet serieus genomen in haar klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen. De door appellante ingeschakelde deskundige van Lechnerconsult heeft via de gemachtigde van appellante aangegeven het niet eens te zijn met de bevindingen van de deskundige en zijn standpunt gehandhaafd.
3.5.
Het Uwv heeft bij brief van 5 maart 2020, onder verwijzing naar een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 februari 2020 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 maart 2020, kenbaar gemaakt in de conclusies van de deskundige Wolff -van der Veen geen aanleiding te zien het standpunt te wijzigen. De globale argumentatie in het rapport van de deskundige heeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen betrekking op de aard en het niveau van de discriminerende drempels voor passend werk. Ook de argumentatie van de deskundige om een beperking voor conflicthantering op te nemen schiet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tekort en wordt daarom niet gevolgd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft alle functies – en de omstandigheden waaronder wordt gewerkt – opnieuw besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en nog steeds passend bevonden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De conclusies van de deskundige zijn overtuigend onderbouwd op grond van het eigen onderzoek waarbij kennis is genomen van de beschikbare medische informatie. Er zijn geen aanknopingspunten om de conclusie van de deskundige dat de overgevoeligheid voor geluid centraal staat, dat de tinnitus daaraan ondergeschikt is en dat appellante daarom gebaat is bij een
prikkelarme omgevingniet te volgen. De conclusie dat daarom een aanpassing op de toelichting bij het aspect geluidsbelasting aangewezen is, wordt gevolgd. Bij beoordelingspunt 3.7 (geluidsbelasting) in de FML van 16 augustus 2016 (geldig vanaf 25 januari 2016) is immers vermeld dat het moet gaan om een
rustige omgevingen dat rustig achtergrondgeluid niet hoeft te worden vermeden. De deskundige heeft verder overtuigend gemotiveerd waarom een aanvullende beperking voor conflicthantering (beoordelingspunt 2.8) met een daarbij behorende toelichting moet worden aangenomen. In hetgeen het Uwv naar voren heeft gebracht wordt geen grond gezien om deze conclusie niet te volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de door de Raad benoemde deskundige zijn het er over eens dat er geen reden is om aanvullende urenbeperking aan te nemen (appellante is wel beperkt voor ’s nachts werken). Ook deze conclusie is overtuigend gemotiveerd en wordt gevolgd. Wat appellante naar aanleiding van het deskundigenrapport zelf hierover heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten om de deskundige niet te volgen.
4.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komen. De Raad draagt het Uwv op met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen, de FML aan te passen conform de conclusie van de deskundige en daarna een arbeidskundige beoordeling te verrichten.
4.4.
Met oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen de door het Uwv te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in beroep en hoger beroep heeft gemaakt. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (één punt voor het indienen van beroepschrift en één punt verschijnen ter zitting), € 1.312,50,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (één punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, één punt verschijnen ter zitting, half punt voor schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek), totaal € 2.362,50. Tevens dient het Uwv het door appellante betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 22 augustus 2016;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met
inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de
Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
€ 2.362,50,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal €170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H.S. Huisman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H.S. Huisman