ECLI:NL:CRVB:2020:3194

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
19/92 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. O.J.J.C. Koopmans namens appellant, die het beroep introk omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 augustus 2020 volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft het Uwv vervolgens veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs zijn gemaakt. De proceskosten zijn begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand en een vergoeding van € 1.187,06 voor het rapport van S. Lok, verzekeringsarts/medisch adviseur, wat samen een totaalbedrag van € 1.712,06 oplevert. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2020
19/92 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
28 november 2018, 16/7750 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. O.J.J.C. Koopmans hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 28 augustus 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 3 september 2020 heeft mr. Koopmans namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 augustus 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De gevraagde vergoeding in verband met het rapport van S. Lok, verzekeringsarts/medisch adviseur, komt gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en gelet op het in artikel 8 van Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldende tarief in 2018, wordt daarbij uitgegaan van een uurtarief van
€ 122,63. Door S. Lok is 8 uur besteed zodat er een vergoeding van € 1.187,06 (inclusief omzetbelasting) voor toewijzing in aanmerking komt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.712,06.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) K.R. van Renswoude