ECLI:NL:CRVB:2020:3219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake woonvoorziening voor rolstoelgebonden appellante na verhuizing vanuit Duitsland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een rolstoelgebonden appellante die een woonvoorziening had aangevraagd voor de aanpassing van haar woning. Appellante, geboren in 1967, is sinds 2007 volledig rolstoelgebonden en verhuisde in 2011 vanuit Duitsland naar Nederland. De aanvraag voor een woonvoorziening werd door het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf afgewezen, omdat het college van mening was dat appellante zonder dringende noodzaak naar een niet-passende woning was verhuisd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het college niet voldoende had onderbouwd dat er alternatieven voorhanden waren en dat de afwijzing van de aanvraag niet op de juiste gronden was gebaseerd.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. De Raad oordeelde dat het college de resultaten van het onderzoek naar de beschikbaarheid van geschikte woningen niet aan het bestreden besluit ten grondslag had gelegd. Bovendien was het onzeker of appellante in de woning kon blijven wonen, wat een voorwaarde was voor het toekennen van de woonvoorziening. De Raad besloot de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, maar veroordeelde het college in de proceskosten van appellante, die op € 2.362,50 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om de belangen van kwetsbare burgers adequaat te behartigen.