In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn WIA-uitkering. Appellant, die voorheen als stoffeerder werkte, is sinds 2010 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Na een beoordeling in 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is en hem geen WIA-uitkering toegekend. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellant is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 december 2020 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat appellant, gezien zijn deelname aan dagbehandeling bij Mentrum, feitelijk niet beschikbaar was voor voltijdse arbeid. De Raad stelt vast dat er een urenbeperking is geïndiceerd op basis van de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid, wat betekent dat appellant niet geschikt kan worden geacht voor de functies die hem zijn voorgehouden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het Uwv wordt opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.100,- bedragen.